Wat zeggen kinderen en jongeren over vertrouwenspersonen?

Gevoeligheden bij kleuters

Met pijn in de gevoelens praat ik liever met mama.

De bevraagde kleuters geven aan dat ze verdrietig worden van pijn doen, uitgesloten worden of andere vormen van pestgedrag. Een opvallende vaststelling is dat op deze jonge leeftijd meisjes al gemakkelijker over hun gevoelens praten dan jongens. Jongens verkopen sneller stoere praat. Heel wat kleuters zeggen dat ze zich afzonderen als ze verdrietig zijn of zich niet goed voelen. Ze verstoppen zich ook graag en hebben op dat moment niemand nodig. Andere bevraagde kleuters zoeken op minder leuke momenten afleiding in het spelen of uiten zich door bijvoorbeeld te tekenen.

Naar wie gaan kleuters toe als het even niet goed gaat? De belangrijkste ankerfiguren voor de bevraagde kleuters, zijn uiteraard de ouders. Zeker in de thuiscontext is dat zo. Zij bieden dan zorg, troost en geborgenheid. Enkele kleuters trekken naast de ouders – of soms zelfs eerst – naar broer(s) of zus(sen). Maar ook oma en opa fungeren als ankerfiguur om troost te bieden of hen op te fleuren. Ook knuffelberen kunnen een speciale rol spelen in troost bij kleuters.

In de schoolcontext trekken kleuters naar de juf of meester als ze verdrietig zijn of zich even niet goed voelen. Als de context veilig is, maakt het niet zoveel uit welke juf of meester. De eigen juf heeft wel een streepje voor. Die kennen ze het beste (school)vriendjes associëren de bevraagde kleuters eerder met plezier en spelen. Wanneer ze verdrietig of boos zijn, trekken ze dus sneller naar de begeleider. Ook wel omdat de minder leuke gevoelens soms veroorzaakt zijn door conflicten met vriendjes.

Een deel van de bevraagde kleuters geeft aan het leuk te vinden als er een plekje op school zou zijn waar ze naartoe kunnen als ze zich verdrietig voelen, zoals een bankje of een plek met speelgoed.

Vertrouwenspersonen voor kinderen

De juf helpt mij altijd. De juf is de beste.

Net als bij kleuters, zijn het bij kinderen in de thuiscontext vooral de ouders waar ze naartoe trekken als ze problemen hebben of zich niet goed voelen. Maar ook broers of zussen, grootouders en andere familieleden kunnen die rol opnemen. Ook huisdieren kunnen een belangrijke rol spelen als figuur die troost biedt aan kinderen.

Voor heel wat lagereschoolkinderen fungeert de leerkracht als ankerfiguur in de schoolcontext. De leerkracht wordt voor veel onderwerpen in vertrouwen genomen, hoewel het contact zich vaak beperkt tot schoolzaken of tot meer acute situaties (bv. pestsituatie) die zich op school voordoen. Het hangt er uiteraard van af over welke leerkracht het gaat en hoe groot het probleem is. Niet elke leerkracht is even benaderbaar en bij grote problemen blijven de ouders het eerste aanspreekpunt.

(School)vriendjes worden veelal gezien als personen om plezier mee te maken. Ze zijn er om leuke dingen mee te doen of samen mee te spelen. Dat spelen kan soms ook als doel hebben om afleiding te brengen wanneer het even minder gaat. Dat wil echter niet zeggen dat vriendjes geen troost brengen indien nodig. Er zijn zeker ook kinderen die aangeven dat ze onderling babbelen over problemen. In dat opzicht fungeren ook (school)vriendjes in bepaalde situaties als vertrouwensfiguren.

Een aantal bevraagde kinderen geven aan dat ze liever met iemand babbelen die ouder is, omdat die personen meer levenservaring hebben en daardoor beter advies zouden kunnen geven. Of omdat ‘ouderen’ beter dingen geheim kunnen houden. Het is ook opvallend dat veel kinderen zelf een probleemoplossend vermogen hebben gekweekt en dat ze vaak eerst zelf op zoek gaan naar een oplossing voor ze anderen inschakelen. Zeker als het over kleinere problemen gaat.

In het geval van (jonge) kinderen lijkt het alsof problemen vaak (nog) niet van die orde zijn dat er taboe op rust of dat ze schroom voelen om er met iemand over te spreken. Of ze voelen zich mentaal nog voldoende vrij, waardoor ze zich er niet voor schamen. Bij oudere kinderen (3de graad lager onderwijs) leven al zwaardere onderwerpen zoals pesten, donkere gedachten en ruzie.

Studiekeuze is een thema dat bij kinderen van het zesde jaar speelde. Het is opvallend dat deze kinderen zichzelf hierin veel druk opleggen en het gevoel hebben dat deze keuze (op 11-12 jarige leeftijd) een belangrijke impact zal hebben op hun latere leven. Maar ook de negatieve invloeden – en dan vooral het problematische gedrag van sommige gebruikers – van sociale media hield kinderen bezig. Ook ‘verliefd zijn’ en de twijfels daarrond speelde in de hoofden van enkele kinderen. Daar kwam ook zelftwijfel bij kijken. De veelheid aan hobby’s en de druk die daarbij komt kijken, werd ook een keer aangestipt.

Kinderen en hulpverlening

Awel contacteren was de eerste stap voor ik bij de psycholoog terecht kon. Ik had een heel moeilijke periode en ik wou eruit geraken

Bij dezelfde 5 kinderen van de 3de graad lager onderwijs, werd het onderwerp hulpverlening aangestipt. Daaruit bleek dat ze wel wisten dat er initiatieven bestonden, maar dat de drempel om contact op te nemen toch hoog was omwille van een gebrek aan vertrouwen. Het kind dat wel de stap zette, werd wel goed geholpen door Awel. Uit het verhaal van deze jongere blijkt ook dat een doorverwijzing naar hulpverlening vanuit de scholen wel voorkomt en de schakel (in bepaalde gevallen) dus functioneert.

Vertrouwenspersonen voor jongeren

Ik kan wel over de gewone dingen praten met familie, vrienden en psycholoog. Maar het diepste hou ik voor mezelf.

Wie beschouwen jongeren als hun vertrouwenspersonen? Het gaat vooral om de personen die dichtbij hen staan. Vaak aangehaald zijn: ouders, grootouders, broers, zussen, neven en nichten, (goede) vrienden. Vertrouwenspersonen maken veelal deel uit van het persoonlijke netwerk van de jongere. Waarom deze personen? Jongeren willen vooral praten met mensen die ze goed kennen en vertrouwen. Ze kunnen er goed mee praten en ze vertellen het niet verder. Het gaat over een persoon waar ze een diepere connectie mee hebben.

Er zijn jongeren die aangeven aan dat ze meer vertrouwen leggen in familie dan in vrienden. Overtuigd zijn in het vertrouwen van iemand is essentieel. Hoewel we eerder stelden dat vertrouwensfiguren vooral personen zijn die jongeren goed kennen en vertrouwen, verkiezen sommige jongeren een persoon die ze niet (goed) kennen omwille van de anonimiteit. Die anonimiteit geeft die jongeren het vertrouwen dat hun issue niet zal uitlekken. Enkele bevraagde beschouwden een vertrouwenspersoon net als iemand die geen deel uitmaakt van het persoonlijke netwerk.

Opvallend: leerkrachten worden niet (snel) aanzien als vertrouwenspersonen. Sneller als ze hen beter kennen. Bv. met de klastitularis is er soms een beter contact. Dat wil echter niet zeggen dat er geen jongeren zijn die een leerkracht als vertrouwensfiguur hebben. Op school zijn er naast de leerkrachten ook andere (specifieke) personen (bv. leerlingenbegeleider) waar jongeren terecht kunnen en in bepaalde gevallen effectief naartoe gaan als er iets is. Volgens een jongere beseffen jongeren te weinig dat je bij leerlingenbegeleiding terechtkunt voor allerhande problemen. Ook leerkrachten verwijzen volgens hem niet snel genoeg door.

In de vrijetijdscontext (bv. sport-, cultuur- of jeugdvereniging) vinden jongeren minder snel vertrouwenspersonen bij coaches of begeleiders. Jammer genoeg zijn er ook jongeren die het gevoel hebben bij niemand terecht te kunnen of het gevoel hebben zich bij niemand volledig bloot te kunnen geven.

Welke thema’s houden jongeren bezig? 

Ik ben zo een beetje groter dan de andere meisjes en op sociale media zie je dunnere meisjes en dan ben ik van: ‘ik wil ook zo zijn’. En dat is moeilijk.

Een zeer populair thema is de studiekeuze. Een thema dat ook bij de kinderen van de 3de graad lager onderwijs leefde. Ook bij de jongeren (vooral die van de 3de graad secundair onderwijs) heerst hier onzekerheid over, leggen ze zichzelf druk op en hebben ze soms het gevoel dat deze keuze cruciaal is voor hun toekomst.

Maar ook sociale media en hun worstelingen daarmee, zijn een thema. Net als bij de kinderen, was pesten een veel gekozen topic bij jongeren. Hierover verder meer. Maar ook ‘je lijf’ en onzekerheden die daarmee gepaard gaan, kwamen vaak naar boven. Het thema rijbewijs speelde ook bij heel wat jongeren van de 3de graad secundair onderwijs. Studentenjob werd eveneens een aantal keer aangehaald. Niet voor iedereen loopt dit even vlot. Het brengt ook extra druk met zich mee. Net als donkere gedachten. Een aantal jongeren geeft aan bij momenten met donkere gedachten af te rekenen.

Het thema autisme leefde vooral bij de jongeren die er zelf mee worstelen of er in hun omgeving mee te maken krijgen. Drugs werd als thema slechts enkele keren opgeworpen door de jongeren, terwijl dat thema volgens een eerdere bevraging wel erg leek te leven. De jongeren die er zelf over begonnen kwamen er negatief mee in aanraking en worstelen daarmee.

Uit de gesprekken bleek dat er heel wat jongeren zijn die al de stap naar (eerstelijns)hulpverlening hebben gezet, zoals bv. een therapeut, psycholoog, coach. Zij beschouwen hen ook al vertrouwenspersoon. Ze helpen hen. Opvallend is dat er rond de stappen zetten naar hulp toch nog een taboe lijkt te leven. En dat dat taboe ervoor zorgt dat die hulp in sommige gevallen pas laat wordt opgestart als er al veel geleden is.

Jongeren en hulpverlening

In het algemeen wordt er op school te weinig beseft dat je naar de leerlingenbegeleiding kan als je problemen hebt buiten school

Welke organisaties zijn goed gekend onder jongeren? Het valt op dat Awel en JAC zeer goed gekend zijn onder de jongeren. Dat komt vooral omdat er aandacht voor is op school. De consensus is dat erover spreken in de les een goede manier om hulpverleningsorganisaties te leren kennen. Het feit dat sommige hulpverleningorganisaties (goed) gekend zijn, wil niet zeggen dat jongeren ook beroep op hen zullen doen als het nodig is. Grote, anonieme organisaties zijn niet voor iedereen. Sommige jongeren praten liever met mensen die ze kennen. En zelfs dat is niet altijd evident.

Hier ligt een duidelijk spanningsveld. Langs de ene kant praten jongeren liever met mensen die ze kennen. Langs de andere kant zit er op sommige onderwerpen zoveel schroom of schaamte dat ze dat niet durven. Dan kan de anonimiteit van een grote organisatie als Awel soelaas brengen. De anonimiteit moet dan wel gegarandeerd zijn. Ook hier hebben niet alle jongeren vertrouwen in.

Maar zelfs dan zijn er drempels die jongeren tegenhouden om hulp te zoeken, zoals onzekerheid. Ze durven niet of denken dat hun problemen niet erg genoeg zijn. Is het oké om niet oké te zijn?

Sommigen hebben ook geen vertrouwen in anderen. Dat kan ook een link hebben met te weinig vertrouwen in zichzelf: mag ik er zijn? Mogen mijn problemen er zijn?

Als de nood (heel) hoog is, zullen jongeren toch sneller geneigd zijn de stap zetten naar hulpverlening. Alleen is dan de vraag of het niet al te laat is en een preventieve aanpak meer zoden aan de dijk kon brengen. Het is ten slotte ook belangrijk dat de hulpverleningsinstanties bereikbaar zijn om die cruciale momenten dat jongeren ze nodig hebben. Slechte ervaringen zorgen ervoor dat jongeren afhaken.

Pestproblematiek

Eigenlijk is alleen zijn niet leuk.

Tijdens een heel aantal gesprekken met zowel kleuters, kinderen als jongeren kwam pesten als thema spontaan naar boven. Dit wijst erop dat dat pesten wel degelijk nog steeds iets is dat leeft in de scholen van Overijse. De leerlingen die slachtoffer zijn, worden gepest omdat ze op de een of andere manier ‘anders zijn’ of afwijken van een bepaalde gepercipieerde norm. Cyberpesten komt hier en daar ook spontaan naar boven.

Het delen met iemand en erover praten helpt, maar toch gebeurt dit helaas niet altijd. Jongeren voelen schroom om dat te doen. Ze schamen zich. In de kleuter- en lagere school geven de leerlingen aan dat ze proberen het pesten op te lossen door het zelf aan te pakken of hun vriendjes of de leerkracht in te schakelen. Die laatste helpt hen dan ook, hoewel ze er niet altijd gehoor vinden. Soms worden ze niet serieus genomen of doet de leerkracht niets aan het pestgedrag.